Sharon Polak

Ik zie echt geen verschil
“Mohammed en Stefan, kan dat iets rustiger!!!” roept ze tegen twee drukke leerlingen. “Ik zie echt geen verschil, of ze nou groen, geel, paars of bruin zijn. Kinderen zijn toch allemaal hetzelfde” zegt leerkracht Marleen van groep 8 “… we zijn dat zó gewend hier op school.” Marleen zegt wat meer Amsterdamse leerkrachten zeggen – we zien “kleur” van kinderen eigenlijk niet meer. Vergelijkbare opmerkingen komen van ouders: “Het is zo jammer dat wij volwassenen er zo moeilijk over doen, kinderen zien helemaal geen verschil.”

Onderzoek laat zien dat dit een mythe is. Kinderen van 8 jaar zien al verschil en blijken bijvoorbeeld hulpvaardiger zijn ten aanzien van kinderen hun eigen etnische achtergrond. “Ik zie geen kleur, maar mensen. Geen kleur, we zijn allemaal hetzelfde.” is goedbedoeld, maar is op verschillende manieren onwaar. Kleurenblindheid bestaat eigenlijk alleen als bij die mensen die hun groene en grijze sokken niet uit elkaar kunnen houden…

Alles door één lens
Niet alle leerkrachten zijn kleurenblind, er zijn zeker leerkrachten die volop aandacht geven aan verschillen tussen kinderen. Dat slaat soms weer door naar een andere kant; met veel goede bedoelingen verklaren sommige onderwijsgevenden álles door de lens van de sociale, etnische of economische achtergrond van de leerling. “Dit kind is zo vermoeid, ik denk dat ze volop mee moet draaien in het huishouden, dat wordt zo bij haar cultuur verwacht.” Bij navraag blijken de schoolprestaties van het meisje dan verslechterd te zijn door de scheiding van haar ouders.

Magische ingrediënten
Wat doen de leerkrachten dan, die zich bevinden in het mooie midden? Deze ingrediënten vielen me op bij leerkrachten die balans hadden tussen extreme kleurenblindheid enerzijds en extreme etnische, culturele of sociale focus anderzijds:

· Ze hebben basiskennis van diverse achtergronden en verder een open en leergierige houding.
· Ze spreken een leerling als individu aan. Niet als “vertegenwoordiger” van die andere etnische, culturele of sociale achtergrond. Ze zeggen wel iets als: “Ik ben zo benieuwd, wordt er bij jou thuis Sinterklaas gevierd?”
· Ze realiseren zich dat kinderen in de buitenwereld te maken hebben met vooroordelen op basis van kleur, etnische, sociale, culturele of economische achtergrond. Zowel op individueel als op institutioneel niveau.

Maar herken je dit: de leerkracht – misschien ben je het zelf wel – bij wie het, ondanks die open houding, hélemaal misliep in de klas? Omdat leerlingen onder hun adem door, schokschouderend een kort antwoord mompelden op een geïnteresseerde vraag? Je voelde de tegenzin van de leerling over zijn schoenen gutsen, terwijl je het zo goed bedoelde!? Of heb je een klas waar leerlingen tot je lichte irritatie altijd in groepjes bij elkaar zitten op basis van hun culturele, religieuze of sociale achtergrond? Hoe goed je je best ook doet, leerlingen lijken totaal geen zin te hebben iets van hun “eigenheid” met de hele klas te delen. Dan helpt het misschien eens te kijken naar de vijf stadia die elke groep doormaakt.

Hoe je het proces beïnvloedt
Er is veiligheid in de groep nodig – eigenlijk is het een absolute voorwaarde – want daarmee vergroot je de kans dat leerlingen meer van hun eigenheid laten zien. Je kan als leerkracht stúren op veiligheid en het groepsproces actief beïnvloeden. Dat verhoogt sfeer en verhoogt ook nog eens het cognitief presteren in de klas. Hoe? Tja, de kleurenblinde leerkracht heeft toch voor een deel gelijk. Want veiligheid maak je door heldere regels én … door op zoek te gaan naar de overeenkomsten tussen leerlingen! Typerend voor de processen in een kleine groep zoals een klas is dat je als groepslid eerst wil voelen dat je erbij kan horen. Als de angst dat je wordt uitgesloten klein is, als aan de ‘need to belong’ is voldaan, dan is er ruimte voor verschillen. Als je meer weten over hoe je het groepsproces beïnvloedt en ruimte maakt voor verschillen, kan je hier een bericht achterlaten. Dan kunnen we met je meedenken hoe je dat in jouw werkomgeving doet.